Een half jaar geleden nam ik deel aan een conferentie waarin de meeste partijen in de voortgaande discussie over de relatie tussen kerk en Israël bij elkaar waren gebracht. Men had mij gevraagd om te reageren op het overzicht dat collega Leo Koffeman zou geven over het Bijbelgebruik in deze discussie. Zijn opsomming was heel ontnuchterend en relativerend. Het was ook wel te verwachten. Elke ketter heeft zijn letter. Dat geldt voor elke kemphaan in dit strijdperk. Voor mij was en is het de uitdaging om mij daardoor niet te laten ontmoedigen en te zoeken naar een goede manier om de Bijbel op een passende wijze ter sprake te brengen. Het ideaal daarbij is dat de Bijbel niet bevestigt wat men altijd al dacht, maar juist opnieuw aan het denken zet. Dat gaat wel uit van het vooroordeel dat de Bijbel gezag heeft of – zoals ik het liever noem – een bron van inspiratie is. Tegelijkertijd wil ik serieus nemen dat de Bijbel in veel opzichten veelstemmig is. Zo kom ik tot een manier van lezen die geënt is op de vorm van het Bijbelboek Job, dat evenals de problematiek rondom kerk en Israël vol dilemma’s is en ook gekenmerkt wordt door tegenspraak.
Of dit “Job model” werkt, zal moeten blijken. Het maakte in ieder geval tijdens die conferentie wel wat los. Onlangs werd ik gevraagd het op papier te zetten voor het tijdschrift Kerk en Theologie. Net in die tijd moest ik ook weer eens stukje aanleveren voor het plaatselijke kerkblad, zodat het kerkvolk van IJsselmuiden en Wilsum er ook mee geconfronteerd werd.