In de tijd na Kerst en jaarwisseling is het doorgaans wat rustiger aan de universiteit. Dat biedt de ruimte om ook eens met wat andere zaken bezig te zijn. Dit jaar is die ruimte ingenomen door de dogmatiek. Ik had me door Dick Vos laten verleiden om voor het januari nummer van Woord & Dienst iets te schrijven over het boek van Gijsbert van den Brink en Kees van der Kooi, Christelijke dogmatiek. Dat heb ik geweten! Ik had beloofd iets te schrijven over het gebruik van de Bijbel. De rol van de Bijbel binnen het christelijk geloof wordt in het boek beschreven in hoofdstuk 13, maar ik had me voorgenomen om de gelegenheid aan te grijpen om me weer eens door een volledige dogmatiek heen te werken. Al snel bleek ook wel dat ik moeilijk anders kon, omdat vanaf het begin de Bijbel een centrale rol speelt. Heel mooi natuurlijk, maar op een of andere manier werd ik er niet blij van. Niet dat er zoveel dingen over de Bijbel gezegd worden waar ik het niet mee eens ben. Ik heb er ook een positief stuk over geschreven. Mijn probleem betreft meer de manier waarop er over dat hele scala aan geloofsvoorstellingen wordt geschreven. Wat weten ze dat allemaal toch goed! Waar halen ze het vandaag? Moet ik dat allemaal geloven? Ik word er niet geloviger van. Het inspireert me niet. En dat is nu juist wat ik – gelukkig – wel heb met Bijbelverhalen. Wat zegt dat over deze dogmatiek? Wat zegt dat over mij? Ik denk er veel over na in deze dagen en ben er nog niet uit.
Wat een herkenning bij die woorden in de laatste zinnen.
Deels herken ik dit. Er zijn dogma’s en geloofsopvattingen die moeilijk aan de Schrift te relateren zijn. Toch word ik ook niet vrolijk van bijbelwetenschappers die van mening zijn dat het boek Prediker in bijv. de Helleense tijd is geschreven en dat het beslist niet van Salomo kan zijn omdat er Aramese woorden in voorkomen. Zulke dateringen op grond van taal vind ik te stellig. Ook dat bijv. de inhoud van Prediker beter past bij de Helleense tijd vind ik een minder sterk argument. Handschrift deskundigen meenden dat de moordenaar van Gerritjan Heijn niet goed geschoold was op grond van diens briefjes. Achteraf bleek Ferdie E ingenieur te zijn. Op grond van taal en inhoud moet men ook weer niet teveel koppelen.