Eind oktober hielden we voor de vijfde keer de Kamper Bijbeldagen. Het onderwerp was deze keer de canon: waarom staan sommige boeken in de Bijbel en andere niet? Ter voorbereiding en voor de reclame had ik een stukje geschreven in Centraal Weekblad. Aanvankelijk was ik niet zo enthousiast over dit onderwerp. Ik associeerde het met saaie opsommigen en afgezaagde discussies in de marge over Hooglied en de brief van Judas. Het had misschien ook te maken met de herinnering aan teksten over dit onderwerp van mijn verre voorganger J.L. Koole die ik als jong student had moeten doornemen. Dat vond ik toen maar saai. Nu ik weer mee aan de gang ging, besefte ik dat Koole indertijd niet saai was, maar voorzichtig. Het was en is namelijk een heel spannend onderwerp. Het gaat over het probleem dat er binnen de Bijbel heel verschillende en soms zelfs tegengestelde visies voorkomen. En verder blijkt dat als je nagaat hoe de canon tot stand kwam, er soms ook oneigenlijke factoren een rol spelen. Ook gaat het om de vraag of je de vastgelegde tekst wel goed kunt begrijpen zonder de voortgaande levende traditie van tekstuitleg en toepassing. Dat zijn explosieve zaken. In zijn tijd moest Koole daar heel omzichtig mee omgaan. Bij de Bijbeldagen ontmoette ik enkele oud-studenten van hem. Zij hadden zijn colleges als heel spannend ervaren. Voorzichtig, maar vastberaden ging hij het gesprek aan met de orthodoxie. Zo ver als ik ga in mijn artikel zou hij niet zijn gegaan, maar hij heeft wel de weg bereid.