Bijna-dood ervaringen

Mijn afscheidscollege over de binnen-Bijbelse discussie over het leven na de dood is in aangepaste vorm nu ook gepubliceerd in Kerk en Theologie, samen met de bijdrage van Paul Post aan het daaraan voorafgaande symposium. De waardevolle bijdrage van Mijna Hadders, waarin zij vanuit haar vakgebied van de neurologie reflecteert op haar eigen bijna-dood ervaring, zal hopelijk binnenkort elders worden gepubliceerd. Het onderwerp blijft me bezig houden, al sinds ik me erin verdiepte voor mijn dissertatie. Voor de (binnenkort eindelijk te verschijnen) feestbundel bij het afscheid van Riemer Roukema schreef ik een bijdrage over het onderzoek rond dit thema sinds die tijd. Daarin kondigde ik aan dat ik er mee door zal gaan. Wat mij daarbij voor fascineert – en daar heb ik ook al het een en ander over gezegd in mijn afscheidscollege – is het fenomeen van de bijna-dood ervaring. Er is een vloed aan literatuur over dit onderwerp met beschrijvingen van die ervaring en de duiding daarvan. Velen zien het als het bewijs van een doorgaans heel positief voorgesteld leven na de dood of op zijn minst van een vorm van bewustzijn die uitstijgt boven het persoonlijke sterfelijke bestaan.

De verbinding met de medische wetenschap is problematisch vanwege het ontbreken van empirisch verifieerbare gegevens. We moeten het doen met de overtuiging van betrokkenen dat hun ervaringen heel reëel waren en dat hun leven en vooral hun visie op de dood er heel erg door zijn veranderd. Die emotionele betrokkenheid maakt dat de botsing met de wetenschappelijke terughoudendheid groot is.

Het beste wat ik tot dusver heb gelezen over dit onderwerp is het onlangs verschenen boek van Steven Laureys, Bijna dood. De ervaring van je leven. Hij is een gerenommeerd neuroloog met een indrukwekkende lijst aan studies over de werking van de hersenen. Hij is hartstochtelijk op zoek naar de bron van de bijna-doodervaring, waarbij hij zowel de medische wetenschap als de ervaringsdeskundigen recht wil doen. Het liefst zou hij zelf ook de ervaring opdoen. Hij beschrijft een aantal mislukte pogingen daartoe. Ik herken de wens. Het is een bekend gegeven dat bijna-doodervaringen zich vaak voordoen bij reanimatie. Ik heb zelf zo’n reanimatie ondergaan, maar de tijd tussen het moment dat mijn hart het begaf en het moment dat het dankzij de klap van de defibrillator weer gewoon ging kloppen is voor mij een zwart gat. Ik was bijna dood maar heb geen bijna-doodervaring gehad. Zou het mijn aarzelingen over de bewijskracht van die ervaringen van een leven na de dood hebben weggenomen? Het mooie van de benadering van Laureys is dat hij zijn uiterste best doet om de ervaringsdeskundigen in hun waarde te laten. Dat neemt niet weg dat hij de bijna-doodervaringen het beste denkt te kunnen verklaren als een soort uiterste krachtsinspanning (mijn woorden) van de hersenen als reactie op de zich plotseling aandienende dood.

Ik ben geen ervaringsdeskundige en geen neuroloog. Ik wil onderzoek doen als religiewetenschapper, c.q. antropoloog, en in kaart brengen wat er zich in heden en verleden op dit terrein heeft afgespeeld. Ik zal op zoek gaan naar patronen met speciale aandacht voor de relatie tussen de vastgelegde ervaringen en verwachtingen en hun culturele en religieuze context. Mijn sceptische vermoeden is dat de mens de schepper is van zijn hiernamaals.

Mijn lievelingspsalm

Voor een bundel over de Psalmen in de serie Texts@Contexts vroeg Athaly Brenner mij twee jaar geleden om een bijdrage over mijn lievelingspsalm. Ik hoefde niet lang na te denken over de vraag welke ik zou kiezen. Dat is Psalm 49. Daarmee zou het probleem van een mogelijke verdubbeling met andere bijdragen waarschijnlijk ook direct opgelost zijn, want wie kiest nu voor deze merkwaardige Psalm?! Het was een leuke bezigheid om uit de doeken te doen hoe deze Psalm een belangrijke rol gespeeld heeft bij het onderzoek voor mijn dissertatie over het leven na de dood en dat ook nog wel zal blijven doen nu ik dat onderwerp weer oppak voor mijn afscheidscollege en mogelijk het boek daarna. Het is ook een mooi voorbeeld van hoe nauwkeurig Bijbelonderzoek nog steeds voor verrassingen kan zorgen. Dat houdt het leuk. Toen het artikel in het net gepubliceerde boek weer tegenkwam (ik was het alweer vergeten) werd ik er weer blij van.

Leven na de dood

In het Bijbelblog van de PThU schreef ik weer eens over het leven na de dood. Dat is niet voor het eerst en ook niet voor het laatst. Dit jaar zal eindelijk ook de feestbundel voor Riemer Roukema gepubliceerd worden met daarin een artikel van mijn hand over de vraag waar het geloof in de opstanding vandaan komt. Het Bijbelblog is daarvan afgeleid. Dat zijn voor mij opstapjes in een groter project, namelijk een heel boek over dat onderwerp. Daarin pak ik het thema van mijn dissertatie weer op. Die wordt, zeker ook sinds ik hem op academia.edu gezet heb, nog steeds gelezen. Ik wil het nu gaan verbreden en daarbij ook ingaan op zaken als bijna-dood-ervaringen. Bij mijn afscheidscollege (op 31 mei dit jaar) neem ik daar een voorschot op. Daar zal een klein symposium aan vooraf gaan waarbij ik in gesprek wil gaan met deskundigen op andere terreinen (filosofie, antropologie, hersenonderzoek) over vragen rond leven na de dood.

Het leven als onderzoeker gaat wat mij betreft dus ook gewoon door na het emeritaat. Ik zal ook wel populariserende stukjes blijven schrijven over de Bijbel. Daar was ik de laatste tijd ook al weer druk mee bezig. Ik schreef een aantal bijdragen voor het NBV dagboek en voor theologie.nl een driedelige serie over de Bijbel in het algemeen. Zojuist kreeg ik de uitnodiging om iets dergelijks ook (weer) voor het Ouderlingenblad te doen. Een grote uitdaging bij dit alles is dat ik me niet steeds ga herhalen. Het voordeel van het (komend) emeritaat is dat ik me steeds vrijer voel en minder geneigd ben om bij gevoelige zaken kool en geit te sparen.