Dit is het jaarthema van de Protestantse kerk in Nederland. Dat wist ik nog niet toen ik alweer vier jaar geleden in zee ging met Evert-Jan Vledder, predikant in Hellevoetsluis, in het kader van de Societas Doctorum Ecclesiae. Dat is een onderdeel van de permanente educatie van de PKN waarbij gepromoveerde dominees (de doctores ecclesiae) worden uitgenodigd om samen met een medewerker van de PThU te werken aan een publicatie. Evert-Jan kwam met een onderzoeksvoorstel waarin hij stelling wilde nemen tegen de veel gehoorde bewering dat godsdienst bijdraagt aan of zelfs veroorzaker is van geweld. Dat tegengeluid wilde hij vooral baseren op het werk van Dominique Crossan over de historische Jezus. Dat Evert-Jan aan mij werd gekoppeld – ondanks het feit dat hij bij het Nieuwe Testament wilde inzetten – had te maken met mijn eerdere werk op het gebied van godsdienst en geweld. Onze samenwerking resulteerde in een artikel dat onlangs verscheen in Kerk en Theologie. Het gaat vooral in op het idee van de positieve uitwerking van een breed ingezette tafelgemeenschap. Dat is een effectief wapen tegen het wij-zij denken. Pas onlangs besefte ik dat we hiermee naadloos aansluiten bij het jaarthema van de PKN. Dat was reden om het artikel ook via de nieuwskanalen van de PKN onder de aandacht te brengen. De uitgever was daarbij zo vriendelijk om het artikel gratis online te zetten.
Categorie: publicaties
Het acrostichon van Nahum
Het zal me lukken! Ooit zal het algemeen worden geaccepteerd en zal men inzien dat de schrijver van het boek Nahum in de beginregels via een acrostichon aan het begin en het einde van de versregels het zinnetjes ‘ik ben JHWH’ heeft verstopt en vervolgens alfabetisch aftelt naar de belijdenis ‘goed is JHWH’. Ik had die ontdekking ooit bekend gemaakt via een artikel in het Zeitschrift für die alttestamentliche Wissenschaft en daarna had ik uitgelegd in mijn commentaar op Nahum, in het Engels en later ook nog eens in het Nederlands. Enkele jaren later was ik er in een bijdrage aan een bundel nog eens op terug gekomen. Intussen was al wel duidelijk dat het niet zo snel door mijn vakgenoten werd geaccepteerd. Recentelijk nog bleek mijn ontdekking van het zinnetje ‘ik ben JHWH’ het in het commentaar van Jörg Jeremias (Biblischer Kommentar, 2019, blz. 59) het niet verder geschopt te hebben dan een vage vermelding in een voetnoot. In zijn commentaar op Nahum, Habakuk en Zefanja (The New International Commentary, 2021) blijkt Thomas Renz weer wel overtuigd. Ik constateer dat natuurlijk dan ook weer dankbaar in de recensie die ik voor Review of Biblical Literature schreef. Ook in het Nederlands weet ik vooralsnog niet van ophouden. Voor de afscheidsbundel van Jaap van Dorp vatte ik in mijn bijdrage de lotgevallen van mijn ontdekking (die ik gedeeltelijk samen met Cas Labuschagne deed) samen. Wat mij in deze motiveert is niet slechts ijdelheid, maar ook de wens om een schrijver uit lang vervlogen tijden recht te doen.
Elia & Elisa
Voor het nieuwe nummer van de Amsterdamse Cahiers (nr. 35) schreef ik twee artikelen: één over het recente onderzoek en één over de godsdiensthistorische achtergrond. Ik schreef ook de wervende tekst op de achterzijde:
De verhalen over de profeet Elia en zijn opvolger Elisa zijn misschien wel de mooiste in de Hebreeuwse Bijbel. Ze zijn in ieder geval enerverend en in meer dan een opzicht grensoverschrijdend. Daarbij gaat het over de grens tussen ware en valse godsdienst, leven en dood, volksgenoot en buitenlander. Soms lijkt men in Gods naam over morele grenzen te gaan. Dat is voer voor theologen, maar ook voor psychologen en voor kunstenaars. Dat alles passeert in dit nieuwe nummer van de Amsterdamse Cahiers de revue, in bijdragen die vanwege de verscheidenheid aan perspectieven, methodes en taal eveneens grensoverschrijdend genoemd kunnen worden.
Het boek: Marieke den Braber & Willien van Wieringen (red.), Elia & Elisa (ACEBT 35), Amsterdam: SHA 2022, € 21,75 excl. verzendkosten.
Te bestellen via www.societashebraica.nl
De geschiedenis herhaalt zich
Dit jaar word ik 65. Ik heb dus enig recht van spreken wanneer ik vast stel dat het inderdaad zo is dat de geschiedenis zich herhaalt. Ik zie dat op heel veel terreinen. Vaak is het onschuldig en ook wel vermakelijk; bijvoorbeeld als je ziet hoe je kinderen met hun partners en met hun kinderen omgaan. Soms is een beetje vermoeiend, bijvoorbeeld als je ziet hoe men op de universiteit het onderwijs en het onderzoek probeert te stimuleren door het elke keer weer op zo’n manier opnieuw te organiseren en te controleren dat het eigenlijke werk in het gedrang komt.
Ernstiger wordt het in groter verband. De wereldgeschiedenis laat het elke keer weer zien: machthebbers laten het recht van de sterkste gelden. En vaak komen ze er mee weg. Als je niet oppast schrijven zij als overwinnaars ook de geschiedenisboeken.
In het Bijbelboek Rechters is herhaling een bepalend thema. In een artikel voor de Journal for the Study of the Old Testament heb ik alle vormen van herhaling op een rijtje gezet. Bekend is vooral het zich herhalende patroon van Israël dat gestraft wordt door God vanwege zijn ontrouw door het in de hand van de vijand te geven, Israël dat zich bekeert en gered wordt door een door God gezonden rechter/bevrijder, waarna Israël weer in de fout gaat en alles weer opnieuw begint. Maar er zit nog veel meer herhaling in. De eerste hoofdstukken zijn een herhaling van het verhaal van de verovering van het land. Het verhaal over Simson bestaat uit twee parallelle delen. Dat geldt ook voor het boek Rechters als geheel, dat als een tweeluik is opgebouwd. De boodschap is duidelijk. In feite is het een vraag: hoe kan in hemelsnaam deze zich herhalende geschiedenis worden doorbroken?! Het antwoord volgt in het boek dat in de Hebreeuwse Bijbel hier op volgt. Wat nodig is, is een machthebber die zijn macht niet misbruikt. Zo iemand is zeldzaam. Dat leert de geschiedenis wel. Koning David kwam dicht in de buurt. Een nakomeling van David dan misschien?
De Bijbel door …
Deze week verscheen het boekje dat ik samen met Bert Jan Lietaert Peerbolte schreef over de Bijbel. Onze namen zijn nauwelijks leesbaar op de omslag. En dat is eigenlijk maar goed ook. Het is natuurlijk raar dat wij auteurs van De Bijbel genoemd kunnen worden.
Het was wel een mooie ervaring om voor een breed publiek op een rijtje te zetten wat ik in de loop der jaren heb opgestoken bij het wetenschappelijk onderzoek naar het Oude Testament. Voor een groot deel is het ook gebaseerd op de vele inleidingscolleges. De doelgroep daarbij is wel anders. In de colleges tref ik vooral studenten uit de meer behoudende hoek. Velen denken erover om predikant te worden. Bij het schrijven van het boek had ik meer mensen op het oog die niet vertrouwd zijn met het kerkelijk milieu en misschien ook vreemd aankijken tegen het verschijnsel van een heilig boek. Toch verschilt wat ik geschreven heb niet wezenlijk van wat ik de studenten voorleg. Juist ook zonder dat je je bij voorbaat als gelovige onderwerpt aan het gezag van de Bijbel als woord van God kun je duidelijk maken waar het in die bundel oude teksten om gaat. Sterker nog: bij een onbevangen lezing van de Bijbel in zijn historische context komt de Bijbel beter tot zijn recht dan wanneer hij bij voorbaat op een hoog voetstuk wordt geplaatst. Die gedachte kwam ik overigens ook tegen in het boek van John Barton over de Bijbel dat ik gebruik in het college in de premaster, wanneer hij met instemming Richard Hooker (1554-1600) citeert: . . . as incredible praises given unto men do often abate and impair the credit of their deserved commendation, so we must likewise take great heed, lest, in attributing unto Scripture more than it can have, the incredibility of that do cause even those things which indeed it hath most abundantly, to be less reverently esteemed.
Schrift gaat digitaal
Deze week viel het laatste nummer van Schrift op mijn deurmat. Dat mag een historisch moment heten, want dat is inderdaad de laatste keer dat dit zal gebeuren. Schrift houdt namelijk op te bestaan als papieren uitgave. Het goede nieuws is dat we digitaal verder gaan (via theologie.nl). In dit fraaie nummer (over Tomas) schrijf ik erover in een artikel waarin ik op zowel het verleden als op de toekomst van het tijdschrift in ga. Aan de ene kant is het jammer dat we nu afscheid moeten nemen van het fraaie glossy format, aan de andere kant biedt de digitalisering weer nieuwe mogelijkheden. We zijn al bezig met experimenteren met filmpjes bijvoorbeeld. En via links kunnen we in de toekomst ook makkelijker doorverwijzen naar relevante extra informatie. Het eerste nummer dat (begin 2022) digitaal te lezen zal zijn heeft als pakkend thema: “foute seks”. Mijn bijdrage daarin zal gaan over het fenomeen van de veronderstelde tempelprostitutie. Een voorproefje daarvan is het blog dat ik hierover schreef voor het Bijbelblog van de PThU.
Overigens staat er in dit nummer van Schrift ook nog een recensie van mijn hand van het fascinerende boek van Herman de Liagre Böhl over zijn vader Frans.
Heilige verontwaardiging
Voor de afscheidsbundel van onze zeer gewaardeerde collega Gé Speelman werd ons gevraagd een essay te schrijven over een boek dat belangrijk voor je is geweest. Ik hoefde niet lang te denken welk boek dat voor mij was: het boek dat op mij als jongeling grote indruk had gemaakt, namelijk De graaf van Monte-Christo. Deze avonturenroman van Alexandre Dumas roept aan het begin je boosheid als lezer op over het vreselijke onrecht iemand aangedaan. Des te groter is het genoegen dat er uiteindelijk toch recht wordt gedaan. In feite een simpel gegeven, dat in veel boeken en films wordt herhaald. Het thema van de zoete wraak werd later voor mij weer belangrijk door het bestuderen van de profetie van Nahum. Dat leerde mij hoe belangrijk het is om te blijven geloven en dus te hopen dat zelfs het grootste kwaad uiteindelijk nog gewroken zal worden. Dat helpt tegen onverschilligheid en tegen cynisme. Verontwaardiging over het slechte moet je niet te snel opgeven. Soms is het zelfs iets heiligs.
Schrift: Groene theologie en digitalisering
Het onlangs verschenen nummer van Schrift is gewijd aan de groene theologie. Ik schreef er het Ten geleide voor en een artikel over de manier waarop een verbinding gelegd kan worden tussen de huidige ecologische problematiek en de manier waarop de kerkvaders over de natuur schrijven.
Inmiddels zijn we al weer bezig met het nieuwe nummer. Dat wordt het laatste dat in druk zal verschijnen. Ik kondig het daarin ook aan: Schrift gaat digitaal. Men zou het een ecologisch verantwoorde keuze kunnen noemen. We besparen er immers het nodige papier mee. De ware reden is natuurlijk dat het economisch niet meer verantwoord is. Dat kan men betreuren, maar het lijkt ook onvermijdelijk. Het is niet het enige tijdschrift dat er in deze tijd aan moet geloven (Tijdschrift voor theologie ging ons onlangs voor) en dat niet alleen op de theologische markt (zie het einde van tijdschrift als Vogue en Esquire). We zouden natuurlijk nog wel kunnen proberen om stug vol te houden, maar dat zal slechts uitstel van executie betekenen (uitzondering op de regel is ACEBT). Beter is het om vol te gaan voor de mogelijkheden die het platform theologie.nl ons biedt. We gaan het zien.
ACEBT Webinar Ezra & Nehemia
De Amsterdamse Cahiers leven nog. Dat mag een klein wonder heten bij de huidige kaalslag aan tijdschriften op het grensvlak van academie en samenleving. Dat heeft te maken met een kleiner wordende doelgroep, maar vooral ook met de digitalisering. Als redactie spelen we daarop in door het tijdschrift digitaal beschikbaar te maken. Tot onze verrassing blijkt er echter ook nog voldoende belangstelling te zijn voor fysieke exemplaren. We zijn nu dus hybride.
Geheel passend in dat kader is dat we nu ook de presentatie van het nieuwe nummer, over Ezra en Nehemia, online presenteren: via een webinar op donderdag 15 april 2021, 14.00-14.45 uur, via Zoom.
Men kan zich aanmelden (gratis) via info@societashebraica.nl.
Meer informatie over de inhoud is te vinden op societashebraica.nl. Via dat kanaal kan men het ook bestellen.
Overbruggende dromen
Voor het themanummer van Schrift over “dromen en dromers” schreef ik een bijdrage over het opmerkelijke fenomeen dat God zich in de Bijbel vaak via dromen openbaart aan mensen die niet tot het volk van God behoren. Denk maar aan de Egyptische farao, aan de Babylonische koning Nebukadnezar en aan de wijzen uit het Oosten. Dat geeft te denken. Voor mij geldt dat des te meer omdat ik juist in deze dagen de cursussen van de Leergang Bijbel mag verzorgen. Dit keer gaat het over de verhalen over Jozef in Genesis 37-50.
Jozef wordt door zijn broers smalend “meester dromer” genoemd. Het tekent de afstand die zij op dat moment voelen tussen hen en hun broertje dat voorgetrokken wordt door hun vader en ook nog suggereert dat God grootse dingen met hem voor heeft. In de loop van het verhaal wordt de afstand tussen hen en Jozef echter ook weer overbrugd. Daarbij spelen de verhalen over de manier waarop Jozef de dromer van de schenker en de bakker en de farao uitlegt een grote rol.
Over het algemeen kun je constateren dat de Bijbelse dromen overbruggen. Als God zich openbaart via een droom, wordt daarmee de afstand tussen hemel en aarde overbrugd. In de verhalen van Jozef en later ook Daniël helpen ze de afstand tussen mensen die vreemd zijn voor elkaar te overbruggen. Dromen dromen blijkt de manier te zijn om wat niet voor mogelijk gehouden wordt toch te realiseren. Het ontkracht ook iets wat ik aan het begin van dit stukje beweerde, namelijk dat God zich openbaart aan mensen die niet tot het volk van God behoren. Het feit dat God zich aan iemand laat kennen via een droom betekent namelijk dat hij/zij voor God geen vreemde is.