Deze week verscheen er in Vredesspiraal, het kwartaaltijdschrift van de vereniging Kerk en vrede een artikel dat ik samen met Pieter Vos schreef over de manier waarop wij in de opleiding aan de PThU het vredesvraagstuk aan de orde stellen. Het riep bij mij herinneringen op aan lang vervlogen tijden waarin heel veel mensen bevlogen bezig waren met de strijd voor vrede. Het was de tijd – al bijna 40 jaar geleden – dat men massaal de straat op ging om te protesteren tegen kernwapens. Het was de tijd waarin er lokaal allerlei activiteiten rondom oorlog en vrede werden ontplooid. In de plaatsen waar ik toen woonde – eerst in Nieuwleusen en later in Kampen – deden we bijvoorbeeld veel aan vredesopvoeding. Zo werkten we van onderop, via ouders en hun kinderen, aan een vreedzame samenleving. Een aantal jaren later – we woonden inmiddels in Monnickendam – was de vredesbeweging nog steeds actief. Ik leverde een bescheiden bijdrage via een stukje in een regionale nieuwsbrief. Ik was geen lid van de werkgroep en was waarschijnlijk als predikant uitgenodigd omdat het ging om het Kerstnummer. Mijn bijdrage aan het werken aan vrede lag in die tijd vooral in het bewaren van de vrede in de kerk, vooral bij de jaarlijks terugkerende strijd over het al dan niet uitreiken van de progressieve vredeskrant, dan wel zijn conservatieve tegenhanger.
Als ik beide artikelen met elkaar vergelijk zie ik – gelukkig – enige consistentie. Mijn herhaalde betoog is dat vrede begint waar mensen elkaar willen ontmoeten.