De afgelopen week verscheen het nieuwe nummer van de Amsterdamse Cahiers. Het is gewijd aan Genesis. Ik was deze keer degene die het redactiewerk moest doen. Dat betekent o.a. dat ik het Woord vooraf moest schrijven. Het is een mooi nummer geworden. Het vele werk op de achtergrond is dus niet voor niets geweest. Ik heb er echter wel gemengde gevoelens bij. Ik heb inmiddels namelijk wel erg veel redactiewerk. Momenteel werk ik ook nog aan een bundel over de discussies rondom Kerk en Israël (Meervoudig verbonden), een bundel over godsdienst en conflict (Images of Enmity and hope) en aan een nummer van Semeia over het project ‘Human Dignity’. Anders dan bij het nummer van ACEBT heb ik daar zelf ook nog stukken (meer dan slechts het inleidende werk) voor geschreven. Toch wordt zo’n bundel nooit echt je “eigen” werk. Dat besefte ik tijdens de Nacht van de theologie, waar ik aanwezig was als één van de genomineerden voor het beste theologische boek. De prijs ging naar Gerben Heitink met zijn boek Golfslag van de tijd. Dat leek me terecht. Mede ook omdat het helemaal zijn boek was en niet, zoals in mijn geval, een verzameling opstellen van verschillende auteurs (De Bijbel theologisch). Ik denk dat ik in de komende tijd het redactiewerk wat ga minderen en ga proberen me te focussen op mijn boek over Rechters. Daar ben ik aan toe. Ik zal er geen prijs mee winnen, maar het lijkt me gewoon fijn om me weer eens een langere periode te verdiepen in een onderwerp.