De goede hoer

Vandaag is er een bijdrage van mij gepubliceerd op de website Nieuwwij.nl. Men had mij gevraagd iets over prostitutie in de Bijbel in het algemeen en over Rachab in het bijzonder te schrijven.

Dat vond ik leuk om te doen. Het gaat om een goede, eigentijdse en informatieve website. En het gaat in Jozua 2 om een boeiend verhaal. Ik had daarover ook al eerder geschreven, in het Ouderlingenblad in 2007. Over prostitutie zegt de Bijbel weinig verrassends, over die ene prostituee wel.

Samenloop

Onlangs kreeg ik de aflevering van het Nederlands Theologisch Tijdschrift toegestuurd waarin een (kritische) recensie staat die ik heb geschreven over het boek van Harmen U. de Vries, Hoe worden de doden opgewekt? Toen ik het nummer (66/2; zomer 2012) ging doorbladeren, viel mij op dat er allerlei lijnen en lijntjes lopen naar dingen waar ik mee bezig was en ben. Om te beginnen staat er een artikel in van Alle G. Hoekstra over een boek van mijn Indonesische collega Gerrit Singgih. De afgelopen jaren heb ik nauw met Gerrit Singgih samen gewerkt in de begeleiding van mijn Indonesische promovendus Agus Setiawidi. Vervolgens zag ik dat het boek besproken wordt dat ik samen redigeerde van Archibald van Wieringen, De Bijbel theologisch (het boek dat bijna uitgeroepen werd tot het beste theologische boek van het jaar, maar dat [terecht!] werd verslagen door het boek van Gerben Heitink). Eveline van Staalduine is gematigd positief. Het daarna gerecenseerde boek is van de hand van Johannes de Moor, mijn promotor, en Marjo Korpel, mijn opvolger als assistent van De Moor. Even later is er een bespreking van het boek van Wim Weren (met wie ik in de redactie van De Bijbel vertaald zat). Het gaat over de manier waarop in De Bijbel over de dood gesproken wordt. Dat is een thema dat mij sinds mijn dissertatie bezig houdt.

Kortom, het leek wel bij het doorbladeren van dit tijdschrift of mijn wetenschappelijke leven aan mij voorbij trok. Je zou eruit kunnen concluderen dat ik midden in het academische leven sta. Het roept echter ook de vraag op of ik niet eens wat anders moet gaan doen.

redactiewerk

De afgelopen week verscheen het nieuwe nummer van de Amsterdamse Cahiers. Het is gewijd aan Genesis. Ik was deze keer degene die het redactiewerk moest doen. Dat betekent o.a. dat ik het Woord vooraf moest schrijven. Het is een mooi nummer geworden. Het vele werk op de achtergrond is dus niet voor niets geweest. Ik heb er echter wel gemengde gevoelens bij. Ik heb inmiddels namelijk wel erg veel redactiewerk. Momenteel werk ik ook nog aan een bundel over de discussies rondom Kerk en Israël (Meervoudig verbonden), een bundel over godsdienst en conflict (Images of Enmity and hope) en aan een nummer van Semeia over het project ‘Human Dignity’. Anders dan bij het nummer van ACEBT  heb ik daar zelf ook nog stukken (meer dan slechts het inleidende werk) voor geschreven.  Toch wordt zo’n bundel nooit echt je “eigen” werk. Dat besefte ik tijdens de Nacht van de theologie, waar ik aanwezig was als één van de genomineerden voor het beste theologische boek. De prijs ging naar Gerben Heitink met zijn boek Golfslag van de tijd. Dat leek me terecht. Mede ook omdat het helemaal zijn boek was en niet, zoals in mijn geval, een verzameling opstellen van verschillende auteurs (De Bijbel theologisch). Ik denk dat ik in de komende tijd het redactiewerk wat ga minderen en ga proberen me te focussen op mijn boek over Rechters. Daar ben ik aan toe. Ik zal er geen prijs mee winnen, maar het lijkt me gewoon fijn om me weer eens een langere periode te verdiepen in een onderwerp.

Afscheid van Kampen

Op allerlei manieren nemen we als theologische universiteit in deze maanden afscheid van Kampen. Op 11 mei was er een groots georganiseerde bijeenkomst voor (oud-) studenten en medewerkers. Het vertrek uit Kampen betekent onder andere ook het einde van het dispuut Exodus. Bij die gelegenheid werd een afscheidsbundel gepubliceerd. Ik schreef er stukje voor. Het gaat over de kapitein uit het verhaal van Jona, omdat de voorzitter van het dispuut naar hem heet. Er zijn vele verbanden met de actualiteit binnen en buiten Kampen te leggen.

Bijbelse theologie in Kampen

Voor het (zeker in zijn nieuwe vorm) fraaie tijdschrift Interpretatie schreef ik een stukje over het bijbels-theologische profiel van de theologische universiteit in Kampen. Nu deze opleiding voor theologen na ruim anderhalve eeuw vertrekt uit Kampen, roept dat enige weemoed op. De geschiedenis overziend besef je ook hoeveel er in die tijd is veranderd. Dat wordt met name duidelijk aan de manier waarop de discussie tussen geloof en wetenschap wordt gevoerd. Ik heb daarbij gelukkig heel wat meer ruimte dan mijn voorgangers.

Het is wel grappig dat mijn bijdrage in een nummer staat dat voor een groot deel gewijd is aan de bijzondere betekenis van het getal 3 in de Bijbel. Dat thema is natuurlijk in de eerste plaats gekozen met het oog op de tijd van het kerkelijk jaar, waarin veel aandacht is voor de belijdenis dat Jezus is opgestaan “ten derden dage”. Bij mijn promotie in 1986 in Kampen speelde het ook een rol. In mijn proefschrift heb ik onder andere geprobeerd aan te tonen dat het geloof in de opstanding uit de dood op de derde dag raakvlakken heeft met de oude Kanaänitische voorstelling van de vruchtbaarheidsgod Baäl van wie verteld wordt dat hij terugkeert uit het dodenrijk en dat zijn reis drie dagen duurt. In Hosea 6:2 wordt daar volgens mij naar verwezen. Het verklaart de afwijzende reactie op die woorden in de volgende verzen: de God van Israël wil niet beschouwd worden als een god zoals Baäl. Ik heb hierover in 2001 ook nog een artikel geschreven voor de feestbundel van Cees den Heyer, waarbij ik mij liet leiden door het feit dat Cees den Heyer helaas aan den lijve heeft moeten ondervinden dat de ruimte voor het gesprek tussen geloof en wetenschap soms nog beperkt is.

Overigens is deze discussie over Hosea 6 de schrijvers van de artikelen in Interpretatie over het getal 3 ontgaan.

Offeren

We zijn binnen het Christendom gewend aan de terminologie van het offer. Zeker in de tijd van Pasen is het gebruikelijk. Het speelt immers een grote rol bij de uitleg van zin en betekenis van het lijden en sterven van Jezus Christus. Maar is het allemaal wel zo vanzelfsprekend? Aansluitend bij profeten als Amos, Jesaja en Jeremia en bij Maimonides zou men er op zijn minst vraagtekens bij moeten plaatsen. Dat geldt ook voor de manier waarop de navolging van Christus verbonden wordt met zelfopoffering. Ik heb er een stukje over geschreven in het Christelijk Weekblad. Het Paasnummer is gewijd aan dit thema. Opvallend is hoe verschillend erover gedacht wordt.

Nogmaals: Leven na de dood

De vraag naar wat ons wacht na de dood blijft fascineren. In ieder geval blijft men mij vragen om daar zinnige dingen over te zeggen/schrijven. Ik doe dat dan ook braaf, maar met wel steeds meer aarzeling. Om mij heen neem ik een tendens waar om met stelligheid dingen te beweren over het leven aan gene zijde. In evangelische kringen heersen de traditionele christelijke opvattingen over oordeel, hemel en hel. Anderen suggereren diepgaand inzicht in deze materie op basis van theorieën over reïncarnatie of op basis van bijna-dood-ervaringen. Mijn bijdrage is een poging om de hoofdlijn uit het Bijbelse spreken over dit onderwerp weer te geven. Die is bescheiden. Dat geldt zowel voor mijn werk als voor wat de Bijbel ons meedeelt. In mijn bijdrage aan Schrift leg ik de nadruk op het feit dat de Bijbel veel terughoudender is over dit onderwerp dan men doorgaans aanneemt. In mijn bijdrage aan het fraaie tijdschrift Herademing probeer ik uit te leggen dat het in de eerste plaats gaat om de relatie met God. Die relatie zou wellicht de dood kunnen overstijgen.

Ezechiël

In de maanden februari tot april staat de profeet Ezechiël op het oecumenisch leesrooster (de alternatieve lezing). Dat is een mooie uitdaging. Ik grijp die aan door er een cursus in de bijscholing (tegenwoordig heet dat: permanente educatie) aan te wijden. Ik heb er ook een stukje over geschreven in het Christelijk Weekblad. Daarbij kon ik ook mooi verwijzen naar het laatste nummer van de Amsterdamse Cahiers, dat ook al in het teken stond van deze profeet. Volgens sommige rabbijnen zijn dit teksten voor boven de 30. Daarbij denken ze niet in de eerste plaats aan de `pornoprofetie´ in de hoofdstukken 16 en 23, maar aan fascinerende visioenen over de ontmoeting met God zelf en over de toekomst die vanuit de hemel op ons afkomt. Daar willen mensen nog wel eens van in de war raken. Dan raken ze de verbinding met de realiteit kwijt en gaan vreemde dingen doen zoals het eind der tijden voorspellen.

Hoe zag Mozes er uit? En Jezus?

Voor het Christelijke Weekblad schreef ik een stukje over het mooie boek van Cees Houtman waarin hij een nauwgezet overzicht geeft van de manier waarop Bijbelverhalen op allerlei manieren zijn naverteld. Ik berichtte al eerder over de presentatie. In de bespreking in CW ga ik vooral in op de manier waarop men zich Mozes voorstelt. Ik had daar namelijk ooit al eens op gestudeerd voor mijn bijdrage aan de feestbundel voor Houtman.

Nog veel spannender wordt het wanneer het gaat om de vraag hoe Jezus er uit zag. Het is namelijk zeer de vraag of Jezus er in het echt wel uitzag zoals hij doorgaans bij ons wordt voorgesteld. Ik verwijs naar de consternatie die er ooit ontstond toen in een BBC documentaire in 2001 een realistischer voorstel werd gedaan. Voor het artikel in CW had ik een plaatje daarvan toegevoegd. In plaats daarvan heeft men toch maar een traditioneler afbeelding geplaatst.

Overigens suggereerde ik dat Cees Houtman zich als oudtestamenticus maar liever niet met deze kwestie wilde bemoeien. Tot mijn verrassing onthulde hij me echter onlangs dat zijn nieuwe boek juist over navertellingen over Jezus zal gaan.  We zullen zien.