Water

Op vrijdag 22 maart was het wereldwaterdag. Onze kroonprins gaf bij die gelegenheid voor de laatste keer acte de présence als watermanager bij de VN. Ik mocht – niet gehinderd door veel kennis op dit terrein – een bijdrage leveren aan een watersymposium van de Nederlandse Raad van Kerken. Ik heb me daarbij niet gewaagd aan een analyse van het probleem. Dat kon ik gelukkig aan anderen overlaten (zie het verslag). Daarbij raakte ik wel onder de indruk van het probleem. Het baart mij grote zorgen, waarbij ik dan vooral denk aan grote delen van de mensheid voor wie bruikbaar water veel minder vanzelfsprekend is dan voor mij. Ik vrees dat dit ook zal gaan gelden voor mijn kinderen en kleinkinderen (ik gebruik het meervoud hier wat voorbarig, maar verwacht het tweede wel binnen een maand).

Ik beperkte mij in mijn bijdrage tot de vraag wat we vanuit onze christelijke traditie kunnen bijdragen aan de discussie. Zou hier ook iets van een profetisch geluid kunnen klinken? Ik denk het wel, maar zie het niet als mijn opdracht (ik ben geen profeet) om dat nu heel precies in te gaan vullen. Ik mag slechts hopen dat de juiste mensen gaan nadenken over de juiste vragen.

De Dag des Heren

Voor het tijdschrift Schrift schreef ik een bijdrage over de profeet Zefanja. Het werk aan dit artikel kon ik het afgelopen najaar goed combineren met een college in de predikantsmaster over de boodschap van de profeten. Het is een zinvolle uitdaging om in een college over exegetisch verantwoorde preekvoorbereiding profeten uit het Oude Testament te bestuderen. Juist in die maanden was er een tamelijk heftige discussie over de kwaliteit van de preken binnen de PKN. Dat raakte natuurlijk ook onze opleiding aan de PThU. Ik stelde voor om de profeten als voorbeeld te nemen. Zij moeten meeslepend hebben gepreekt. In ieder geval hebben de profeten uit de Bijbel zo’n grote indruk gemaakt dat men hun woorden heeft bewaard. Wat was hun geheim? Hoe zouden we daar iets van kunnen mee krijgen en doorgeven? Hoe zouden wij in onze tijd zo kunnen preken dat onze woorden iets langer beklijven dan de gemiddelde toespraak?

In datzelfde najaar 2012 was er ook grote aandacht voor het aangekondigde einde van de wereld. Een Maya kalender zou ernaar verwijzen en het zou ook mooi passen op de bijzondere datum 20.12.2012. Je hoort er – terecht – nu niemand meer over. Ook Zefanja kondigde aan dat de hele wereld eraan zou gaan, op “de Dag des Heren”. Het bleek anders te lopen dan hij had voorzegd. Toch maken zijn woorden nog steeds indruk. Opmerkelijk.

Godsdienst en geweld

Op de Vrije Universiteit gaf ik net als vorig jaar in februari een gastcollege over godsdienst en geweld in het Oude Testament. Zie hier de powerpointpresentatie die ik daarbij gebruikte. Ik heb me al eerder met dit thema bezig gehouden. In 2009 hield ik er een lezing over in Jakarta en ook een in Stellenbosch. Eerder schreef ik er een stukje over in het tijdschrift Interpretatie en later nog eens voor het Ouderlingenblad. Ook omdat ik me eerder bezig gehouden heb met de boeken Jozua en Nahum en nu werk aan een commentaar op Rechters – allemaal Bijbelboeken vol geweld – is het een thema dat me bezig blijft houden. In Amsterdam betoogde ik dat door de inbreng van godsdienst het (oorlogs)geweld kan radicaliseren, maar dat men op basis van godsdienst het vijandsbeeld juist ook kan relativeren. Het misbruik dat via het legitimeren van geweld gemaakt kan worden van God en godsdienst neemt niet weg dat God en godsdienst ook belangrijk kunnen zijn bij het zoeken naar vrede.

Dogmatiek en Bijbel

In de tijd na Kerst en jaarwisseling is het doorgaans wat rustiger aan de universiteit. Dat biedt de ruimte om ook eens met wat andere zaken bezig te zijn. Dit jaar is die ruimte ingenomen door de dogmatiek. Ik had me door Dick Vos laten verleiden om voor het januari nummer van Woord & Dienst iets te schrijven over het boek van Gijsbert van den Brink en Kees van der Kooi, Christelijke dogmatiek. Dat heb ik geweten! Ik had beloofd iets te schrijven over het gebruik van de Bijbel. De rol van de Bijbel binnen het christelijk geloof wordt in het boek beschreven in hoofdstuk 13, maar ik had me voorgenomen om de gelegenheid aan te grijpen om me weer eens door een volledige dogmatiek heen te werken. Al snel bleek ook wel dat ik moeilijk anders kon, omdat vanaf het begin de Bijbel een centrale rol speelt. Heel mooi natuurlijk, maar op een of andere manier werd ik er niet blij van. Niet dat er zoveel dingen over de Bijbel gezegd worden waar ik het niet mee eens ben. Ik heb er ook een positief stuk over geschreven. Mijn probleem betreft meer de manier waarop er over dat hele scala aan geloofsvoorstellingen wordt geschreven. Wat weten ze dat allemaal toch goed! Waar halen ze het vandaag? Moet ik dat allemaal geloven? Ik word er niet geloviger van. Het inspireert me niet. En dat is nu juist wat ik – gelukkig – wel heb met Bijbelverhalen. Wat zegt dat over deze dogmatiek? Wat zegt dat over mij? Ik denk er veel over na in deze dagen en ben er nog niet uit.

ouder worden

Deze week had ik mijn eerste Kerstviering. Het was een bijeenkomst met ouderen in de kerk te IJsselmuiden. Het voelde vertrouwd. In het verleden heb ik heel wat van dit soort vieringen mede vorm gegeven, zeker ook in de tijd dat ik als geestelijk verzorger in verpleeghuizen werkte. Het was dus bekend en het verliep prima. Er kwam echter onverwacht een nieuw element bij. Vroeger was ik bij dit soort gelegenheden altijd die leuke jonge predikant. Omringd door ouderen in het verpleeghuis kon ik die rol lekker lang blijven spelen. Maar het viel me op dat het niet meer gebeurt. Sterker nog: iemand maakte een grapje over het idee dat ik mogelijk ook al tot de doelgroep zou behoren. En ja, ik ben al grootvader en over vijf jaar 60+. Ik betrap me er ook op dat ik soms nadenk over mijn pensioen.

En toen viel deze week ook nog eens het blad Geroon op de deurmat: “tijdschrift over ouder worden & samenleving”. Toen ik het met bedrukt gemoed opraapte, bedacht ik me dat ik er een stukje Kopij voor Geron 2012 voor geschreven had, over de omgang in het oude Nabije Oosten met het idee van vergankelijkheid. Ik moet toegeven dat ik geboeid heb zitten lezen in dit nummer. Vooral het interview met Midas Dekkers sprak me aan, ook al zegt hij vreselijke dingen als “Van de natuur mogen we eigenlijk niet ouder worden dan een jaar of vijftig. Alles daarna is gewoon gejat” en rekent hij wel erg simpel en snel af met godsdienst: “God is de troost die wij hebben gevonden voor de doden”. Maar ik werd gegrepen door de nuchterheid waarmee hij de vergankelijkheid onder ogen ziet. Het geeft te denken en dat dit mij zo interesseert is dan waarschijnlijk toch een teken dat ik ouder word.

Advent

Al sinds mijn studietijd schrijf ik exegetische stukjes voor homiletische tijdschriften. Het begon ooit in 1981 met De eerste dag. Daarna volgden (in willekeurige volgorde) Kind op zondag, Postille en Woord in Beweging. Aan dit mooie rijtje kan ik nu Tijdschrift voor verkondiging toevoegen. Voor het november/december-nummer van dit jaar schreef ik de inleiding op de preek voor de vierde advent.

Ugarit en Syrië

Nu ik met de PThU naar Amsterdam ben verhuisd doet zich de mogelijkheid voor om weer wat meer met mijn oude liefde Ugarit en het Ugaritisch bezig te zijn. In samenwerking met de faculteit Oudheidkunde geef ik het college History of the Levant en vanaf februari Ugaritisch. Onlangs gaf ik een overzicht over de geschiedenis van deze oude handelsstad waar de opgravers zoveel boeiende teksten hebben gevonden. Behalve de administratieve zijn dat ook fascinerende religieuze teksten. Men vond er ook vele brieven. Op basis daarvan laten zich soms mooie verhalen vertellen, zoals over een affaire rondom de koningen. Enige tijd geleden heb ik dat nog eens op een rijtje gezet in een bijdrage aan de Kamper Bijbeldagen (daar kon het dus ook!).

Het is wel raar om te bedenken dat de mensen die nu in dat gebied wonen heel andere zorgen hebben. De burgeroorlog in Syrië duurt maar voort en lijkt alleen maar wreder te worden. Een heel klein stukje van de zorgen betreft de vraag wat er overblijft van het rijke historische erfgoed. Hierbij een treurig stemmend overzicht.

De Bijbel over Kerk en Israël

De bespreking van ons boek is redelijk goed verlopen. Zie mijn verslag in Christelijk Weekblad. Het was onvermijdelijk dat al snel de oude stellingen werden betrokken. Toch was er ook wel enige openheid. In ieder geval stelden sommigen zich enigszins kwetsbaar op. Tot een inhoudelijke discussie kwam het nauwelijks. Eén van de inleiders hield een enthousiast verhaal over het (door mij aangedragen) artikel van Shaul Magid, die wijst op de subversieve kracht van de Bijbel. In mijn bijdrage sluit ik daar op aan. Het gebruik van de Bijbel ter ondersteuning van de eigen argumenten werkt over het algemeen slecht en leidt alleen maar tot verharding van de standpunten. Het zou veel beter zijn en men zou ook de Bijbel meer recht doen wanneer hij de kans kreeg om je tegen te spreken. In ditzelfde kader was het interessant dat er ook aandacht was voor de grote rol van het apocalyptische denken binnen deze hele discussie. Het speelt een grote rol bij Christenen voor Israël, maar je vindt het ook in een islamitische variant bij de presidant van Iran. Binnen de Bijbel is deze opvatting over de manier waarop God ingrijpt in de geschiedenis niet onomstreden en zeker niet het hele verhaal.

Kerk en Israël

Op 1 november wordt de bundel Meervoudig verbonden gepresenteerd. Het is een poging om de voortdurende en in zekere zin (door de verbinding met het uitzichtsloze conflict tussen de huidige staat Israël en de Palestijnen) vastgelopen discussie over de relatie tussen kerk en Israël zo niet vlot te trekken dan wel weer eens goed tegen het licht te houden. In de aanloop daar naar toe schreef ik een stukje voor het Christelijk Weekblad. Ik probeer daarin via de beschrijving van enkele voorvallen bij eerdere discussies waarbij ik betrokken was aan te geven hoe moeilijk het is om het debat goed te voeren.

In datzelfde nummer van Christelijk Weekblad staat ook een bespreking door Theo Pleizier van het boek van Steven Paas over “Christian Zionism”. Collega Pleizier schrijft er ook uitgebreid over op zijn weblog. Er blijft dus (terecht) veel aandacht voor de vragen rondom kerk en Israël. Dat zal vooralsnog niet leiden tot enige vorm van consensus. Links en rechts staan de kemphanen – ook voor 1 november – klaar. Er wordt alvast gepikt. In eerste reacties wordt bijvoorbeeld aan de auteurs van Meervoudig verbonden dat zij voor de gemakkelijke, veilige weg kiezen van het binnenkerkelijk debat (zie de homepage van Henri Veldhuis). Iemand anders verwijt mij dat ik niet verder kom dan “studeerkamer-ethiek”. Beide constateringen zijn terecht, maar ik heb moeite met het daaraan gekoppelde waardeoordeel. Mijn benadering wordt ook ingegeven door gepaste bescheidenheid en door realiteitszin.

Intussen valt me bij het lezen van de vele stukken die nu gepubliceerd worden over het boek van Steven Paas en over de bundel Meervoudig verbonden dat twee termen steeds terugkomen: vervangingstheologie en internationaal recht. Dat zijn blijkbaar de beslissende criteria. Zij fungeren – Bijbels gesproken – als sjibbolet. In het verhaal in Rechters 12, waaraan deze uitdrukking is ontleend, gaat het er hard aan toe. Het is een zaak van leven of dood. Bij het conflict tussen Israël en de Palestijnen is dat ook zo. Daar ben ik mij terdege van bewust, in mijn studeerkamer.

Leven en dood

Ik heb me vandaag weer veel met de dood bezig gehouden. En toch werd ik niet verdrietig. Misschien kwam dat omdat de dag goed begon. Het was de laatste dag van de eerste week sinds het begin van het academische jaar in Amsterdam. Ik geniet van de levendigheid. In de bachelor geef ik college aan meer dan 40 eerstejaars en in de master aan 15 studenten. En dan heb ik ook nog 15 masterstudenten in Kampen. Er zit leven in de theologie!

Dat heeft er wellicht ook aan bijgedragen dat ik met opgewekt gemoed mij weer eens verdiepte in het Bijbelse spreken over dood en leven na de dood. Dat deed ik om te beginnen voor een artikel voor het tijdschrift Geron (over ouder worden & samenleving). Het moest gaan over vergankelijkheid die overgaat in onvergankelijkheid. Tamelijk vaag, maar hopelijk wordt het door mijn vergelijking met de verschillende visies uit het oude Nabije Oosten wat duidelijker.

Deze week kreeg ik een exemplaar van het tijdschrift Vieren (tijdschrift voor liturgie en spiritualiteit) in de bus. Voor het themanummer over Allerheiligen en Allerzielen had ik een bijdrage geleverd over de Bijbelse visie op het leven na de dood. Als rechtgeaarde Protestant heb ik zo mijn aarzelingen bij het “roomse” Allerzielen en veronderstel ik ook nog dat ik daarbij de Bijbel aan mijn zijde heb.