Voor het prijzenswaardige project van een Nederlandstalige theologische variant op Wikipedia: www.lucepedia.nl ben ik gevraagd om als adviseur voor de kleine profeten op te treden. Voor die gelegenheid ben ik weer eens in mijn teksten over Nahum gedoken. Ooit begon ik mijn werk aan het commentaar door mij in de nalatenschap van mijn illustere voorganger Nico H. Ridderbos te verdiepen. Zijn aantekeningen voor het nooit door hem voltooide boek waren eerbiedwaardig maar in veel opzichten ook wel weer tamelijk gedateerd. Ik besloot er een aparte publicatie aan te wijden. Ondanks de op aandringen van de uitgever gekozen pakkende titel “Worstelen met een wrekende God” belandde die heel snel in de ramsj. Dat geeft mij denk ik wel het recht om het nu ook maar via internet ter inzage aan te bieden. Ik voeg er nog een wat meer anekdotisch verhaal aan toe dat ik later voor Liter schreef.
God en lot
Voor het tijdschrift Interpretatie schreef ik een bijdrage over het vloedverhaal. Daarin ga ik vooral in op de bedenkelijke rol van God: had hij dit niet op een andere, minder gewelddadige manier aan kunnen pakken? Ook het feit dat God achteraf spijt lijkt te hebben van zijn ingrijpen roept vragen op. Het heeft er alle schijn van dat niet alleen de mens maar ook God zelf moet leren om te gaan met het onuitroeibare kwaad in de schepping.
Mijn betoog is vooral gebaseerd op de vergelijking met de Mesopotamische vloedverhalen in het Gilgamesh-epos en de mythe van Atrachasis. Onlangs was er verheugend veel aandacht in de kranten voor de fascinerende oude Mesopotamische cultuur. Dat had te maken met de voltooiing van het groots opgezette woordenboek dat van onschatbare waarde is voor de ontsluiting van deze bronnen: the Chicago Assyrian Dictionary. De boeken kosten een kapitaal, maar je kunt ze gratis downloaden via de website van het Oriental Institute.
Drewermann, Jona en de Bijbelwetenschap
In maart nam ik deel aan een studiedag van de Studiekring Drewermann Nederland. Men had mij gevraagd iets te zeggen over de relatie tussen Drewermann en de Bijbelwetenschap aan de hand van de uitleg van het boek Jona. Zoals meestal had ik mijn “lezing” niet uitgeschreven. Ik had een powerpoint met mooie plaatjes waaromheen ik mijn verhaal kon houden. Ik kon dus geen uitgewerkte tekst aanleveren voor de Nieuwsbrief. Daar had ik ook niet zo’n zin in, want ik vind het niet leuk om achteraf nog een keer op papier te zetten wat ik al improviserend en reagerend op de aanwezigen had gezegd.Ik heb dat ook met preken die men achteraf graag nog op schrift wil hebben.
Tot mijn verrassing bleek dat voor deze studiedag niet nodig te zijn. Onlangs ontving ik de nieuwsbrief met daarin een uitgebreid verslag van mijn lezing. Vervolgens is het dan natuurlijk wel spannend of het ook overeenkomt met het beeld dat ik zelf van mijn bijdrage had. Na lezing van de samenvatting door Mar van der Velden kan ik alleen maar vaststellen dat hij zijn werk bewonderenswaardig accuraat heeft gedaan. Het staat er soms waarschijnlijk mooier dan ik heb gezegd.
Bijbel en dodencultus
In de zomer van 2009 bezocht ik een aantal theologische faculteiten in Indonesië. Bij die gelegenheid hield ik ook een lezing over de plaats van de dodencultus in de godsdienst van het oude Israël. Er is een groeiende consensus in het onderzoek over de veronderstelling dat de verering van de doden in Israël een grotere speelde dan op het eerste gezicht uit de lezing van het Oude Testament blijkt. Ik waagde een poging om op basis hiervan het probleem van de relatie tussen het christendom en de traditionele dodencultus in Indonesië opnieuw onder ogen te zien. Volgens de westerse missionarissen moest elk contact met de doden worden uitgebannen. Men kan zich afvragen of hun visie niet al te eenzijdig en wellicht ook al te zeer cultureel bepaald was.
De lezing is nu samen met de reactie van Gerrit Singgih gepubliceerd in het tijdschrift van de christelijke universiteit Duta Wacana in Yogyakarta.
De Bijbel als literaire kunst
Voor het Ouderlingenblad heb ik een stukje geschreven over de Bijbel als literaire kunst. Het is soms een verademing om “gewoon” in de Bijbel te lezen, dat wil zeggen: dat je niet bezig hoeft met vragen naar historiciteit en theologische relevantie. In de Bijbel vind je goede poëzie en sterke verhalen. Die literaire kwaliteiten gaan nog wel eens verloren in geloofsdiscussies. Daarom heeft iemand als Jan Fokkelman een groot wantrouwen jegens theologen die zich volgens hem niet onbevangen naar een tekst kunnen kijken. Hij heeft wel een punt, al lijkt hij zelf niet onbevangen in gesprek te kunnen gaan met theologen.
“Eert uw vader en uw moeder”
Voor het tijdschrift Festus heb ik een bijdrage geschreven over het vijfde gebod: “Eert uw vader en uw moeder”. Het thema van dit nummer van Festus is “Zorg”. Gezien mijn verleden als geestelijk verzorger in een verpleeghuis spreekt me dat aan. Je moet daarbij wel oppassen voor al te snelle en gemakkelijke conclusies. Wie zal ontkennen dat ouderen en zeker ook onze ouders goede zorg verdienen? Aan de hand van een aantal Bijbelteksten heb ik een en ander geprobeerd te relativeren en te problematiseren. Zo kunnen Bijbelteksten ons aan het denken zetten en ook motiveren.
Bijbelse rampen
Onlangs viel mij de eer te beurt dat ik door een redacteur van het tijdschrift Quest benaderd werd om als deskundige antwoord te geven op een aantal brandende vragen over rampen in de Bijbel. Dat was onderdeel van zijn research voor een bijdrage aan een themanummer over rampen. Hij stuurde mij via e-mail een aantal vragen toe. Die heb ik per ommegaande vrij uitgebreid beantwoord. Het resultaat is te lezen in het nummer dat onlangs verscheen. In 1, 2, 3, 4 bladzijden worden kort en vooral ook fraai geïllustreerd de grootste in de Bijbel beschreven rampen besproken. Het blijkt daarbij vooral te gaan om de vraag naar de historische betrouwbaarheid. Dat is mijns inziens niet de meest relevante vraag. Dat had ik ook duidelijk aangegeven, maar die boodschap was niet overgenomen. Nou ja, het is leuk om in zo’n tijdschrift als deskundige opgevoerd te worden. En het is ook geen ramp dat het tot twee kleine citaten beperkt is gebleven.
Kaïn en Abel
Voor het altijd weer boeiende tijdschrift Schrift schreef ik een bijdrage over Kaïn en Abel. Daar is al heel veel over geschreven. Dus kom je voor de vraag wat je hier nog aan zou moeten toevoegen. Geforceerde originaliteit gaat doorgaans ten koste van de kwaliteit. Ik heb me dus beperkt tot een verslag van “close reading”. Verder heb ik van de gelegenheid gebruik gemaakt om (in een voetnoot) aandacht te vragen voor een opmerkelijke dissertatie in Duitsland, namelijk van Benedikt Hensel in Mainz in 2010. In zijn boek Die Vertauschung des Erstgeburtssegens in der Genesis besteedt hij opmerkelijk veel positieve aandacht aan het werk van de Amsterdamse school. Hij had dan ook goede connecties met Karel Deurloo, die overigens in 1967 gepromoveerd is op een studie over Genesis 4.
De Herziene Statenvertaling
Sinds ik gevraagd werd om een boek te schrijven over de Nieuwe Bijbelvertaling (Het verhaal van een vertaling, 2005), laat dit boeiende fenomeen van al die pogingen om ons heilige boek om te zetten in de eigen taal mij niet meer los. Ik zat daarna in de redactie van de bundel De Bijbel vertaald (2007) en mocht me ook bemoeien met de discussie over de status van de NBV binnen onze kerken. Inmiddels doe ik mijn best om de serie Een vertaling om voor te lezen uit de kring van de “Amsterdamse school” nieuw leven in te blazen. We werken aan de uitgave van Jozua en pakken daarna de Pentateuch aan.
Het verzoek om iets te schrijven over de Herziene Statenvertaling viel dus bij mij in vruchtbare aarde. Het is aardig om dit project te zien tegen de achtergrond van wat er eerder zoal op dit terrein is gedaan. De principes zijn vele en de gevoeligheden zijn groot. De discussies zijn dus weer heftig, al zijn ze niet zo massaal als bij de NBV. Wat ook opvalt is dat er – net als bij de NBV – goede begeleidende informatie wordt gegeven. Dat gebeurde vooral tijdens het project. Nu de HSV eenmaal is verschenen is de nieuwe website overwoekerd met reclame voor het boek. In de links naar reacties in de pers mis ik ook een verwijzing naar het informatieve maar deels ook zeer kritische themanummer over de HSV van Met Andere Woorden.
Spreken over God
In de synodevergadering van het afgelopen najaar was er gelukkig meer te doen dan de onzalige “discussie” over de toekomst van de PThU. Eerder was er een boeiende bespreking geweest over een nota van Arjan Plaisier over de manier waarop we God in de kerkelijke gemeente ter sprake kunnen brengen. Dat leidde tot een pittige discussie en een daarop gebaseerd besluit dat de scriba de nota moest herschrijven voordat deze zou worden aangeboden aan de plaatselijke gemeenten. Dat is inmiddels gebeurd.
Dat betekent dat nu ook het boekje met achtergrondinformatie de deur uit mag. Daarin geef ik samen met een aantal collega’s informatie over de bronnen waaruit wij putten. Aan mij was dus de schone taak gegeven om iets te schrijven over de manier waarop God ter sprake wordt gebracht in het Oude Testament. Dat deed ik eerder ook in het inmiddels in de ramsj terecht gekomen boekje Over God. Daarin ging het vooral over een beschrijving van de godsdienst-historische gegevens, nu probeer ik een meer Bijbels theologische benadering. Het komt er op neer dat God vooral in relaties ter sprake komt. Ik beschrijf daarom vooral verschillende situatie waarin mensen (liefst man en vrouw) op een of andere manier het contact met God ervaren. Het betekent ook, zo betoog ik, dat je Bijbels gezien niet goed iets over God kunt zeggen wanneer je zelf niet betrokken bent bij dit onderwerp.